Viminacium

Home

Introductie

Gordianus III

Philippus I

Otacilia Severa

Philippus II

Traianus Decius

Herennia Etruscilla

Herennius Etruscus

Hostilianus

Trebonianus Gallus

Volusianus

Aemilianus

Valerianus

Mariniana

Gallienus


Provincia Dacia

Introductie

Philippus I

Otacilia Severa

Philippus II

Traianus Decius

Herennia Etruscilla

Herennius Etruscus

Hostilianus

Trebonianus Gallus

Volusianus

Aemilianus

Valerianus

Gallienus

Dacia introductie

In de Romeinse provincie Dacia zijn munten geslagen die zeer sterk lijken op de munten uit het munthuis van Viminacium. Door de sterke overeenkomst wordt door sommige onderzoekers wel aangenomen dat de munten voor Dacia ook te Viminacium zijn geslagen. Door verschil in stijl, het verspreidingsgebied van de terug gevonden munten, de afwijkende jaarcijfers en de bijbehorende keizerlijke chronologie wordt tegenwoordig aangenomen dat er ergens in de provincie Dacia een eigen munthuis moet zijn geweest. Dit munthuis zal opgericht zijn met behulp van personeel uit de munt van Viminacium. De meest logische keuze voor de plaats van het munthuis lijkt Sarmizegetusa te zijn. De Romeinse colonia Ulpia Traiana Augusta Dacica Sarmizegetusa was tijdens de regering van keizer Traianus gebouwd ongeveer 40 km van de oude Dacische hoofdstad Sarmizegetusa. Het groeide uit tot een belangrijke Romeinse plaats en was de zetel van de concilium Daciarum trium, de regering van de drie Dacia's. Van hier uit werd de in drie delen verdeelde provincie Dacia bestuurd (Dacia Porolissenis, Dacia Superior en Dacia Malvensis). Een andere plaats die aangewezen kan worden als de muntstad is de colonia Aurelia Apulensis (Apulum - Alba Iulia). Apulum was een van de grootste Romeinse plaatsen in Dacia en de thuisbasis van het legio XIII Gemina. Tegenwoordig liggen de overblijfselen van deze plaatsen in het huidige Roemenië.

De aanmuntingen te Dacia zijn in 246 begonnen onder keizer Philippus I (244-249). Te Viminacium was de reden voor het begin van een muntslag de elevatie van de stad tot colonia met muntrecht geweest. Aangezien Sarmizegetusa en Apulum reeds een Romeinse colonia waren moet het begin van de muntslag in Dacia een andere reden hebben gehad. Waarschijnlijk zijn de grote militaire acties tegen de Carpi de reden geweest van het openen van een nieuwe munt. Net als de munt van Viminacium is de nieuwe munt vooral een militaire munt geweest die voor voldoende geld voor de soldaten moest zorgen. In de munt van Dacia zijn waarschijnlijk alleen koperen en bronzen (messing) munten geslagen in de vorm van assen, dupondii en sestertii. Er zijn geen zilveren antoniniani bekend die kunnen worden toegeschreven aan de munt van Dacia zoals bij Viminacium wel het geval is. Ook de munten van Dacia zijn gemakkelijk te herkennen. Op de keerzijde van deze munten staat een vrouw welke wordt gezien als de personificatie van de provincie Dacia. Zij heeft meestal 1 of 2 veldtekens vast en soms ook een typisch Dacisch kromzwaard, de falx (ensis falcatus). Zij wordt links geflankeerd door een adelaar met gespreide vleugels en een krans in de bek. Dit was het embleem van legio V Macedonica welke van ca. 166 t/m 274 gelegerd was in Potaissa (het tegenwoordige Turda). Rechts wordt zij geflankeerd door een leeuw. De leeuw was het embleem van het legio XIII Gemina welke was gelegerd in de stad Apulum (het tegenwoordige Alba Iulia). Het omschrift op deze zijde is steeds PROVINCIA DACIA. Onder de afsnede staat AN (ANNO) gevolgd door een Romeins cijfer. Dit cijfer staat voor het jaar waarin de munt is geslagen. Het jaar I staat voor het eerste jaar na de datum van het begin van de muntslag en liep tot dezelfde datum in het jaar daarop. Het jaar I kan dan worden aangeduid als 246/247. Het jaar II als 247/248 enzovoort. Ook in het geval van Dacia is de precieze ingangsdatum van de jaartelling niet bekend. Een ingangsdatum van 1 januari, de ingangsdatum van het nieuwe consulaire jaar, en de datum 1 april, de datum van de verjaardag van de stichting van Rome, geven te veel problemen met de chronologie van de keizers zoals tegenwoordig bekend is. Ook te Dacia lijkt het aannemelijk dat de ingangsdatum net als bij Viminacium heeft gelegen tussen 1 juli en 1 augustus. Ook hier is het heel goed mogelijk dat men zich niet strak aan deze datum heeft gehouden met betrekking tot de jaarcijfers onder de afsnede op de keerzijde van de munten. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat er oudere keerzijde stempels gebruikt kunnen zijn in combinatie met nieuwere voorzijde stempels van opvolgende keizers.

ANNO: Periode:
I juli 246 - juli 247
II juli 247 - juli 248
III juli 248 - juli 249
IIII juli 249 - juli 250
V juli 250 - juli 251
VI juli 251 - juli 252
VII juli 252 - juli 253
VIII juli 253 - juli 254
VIIII juli 254 - juli 255
X juli 255 - juli 256
XI juli 256 - juli 257


Afgaande op de jaarcijfers heeft het munthuis van Dacia koperen en messing munten geproduceerd t/m het jaar XI (256/257). In deze webcatalogus zijn een groot aantal munten van Dacia opgenomen en per heerser te bekijken. Er zijn echter nog veel meer varianten bekend die (nog) niet opgenomen konden worden door niet beschikbaar zijn van afbeeldingen.